Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
wetenschap

Slavenschepen geen omgebouwde koopvaardijschepen

Dirk Wolthekker,
18 oktober 2011 - 13:49
‘In tegenstelling tot waar men altijd van uitgegaan is, werd er door de West-Indische Compagnie wel degelijk expliciet opdracht gegeven tot het bouwen van slavenschepen. Tot nu toe dacht men altijd dat slavenschepen omgebouwde koopvaardijschepen waren, maar dat is niet zo. Het slavenschip Leusden is daarvan een voorbeeld. Het heeft een in twee lagen opgedeeld tussendek, elk van ongeveer tachtig centimeter hoogte, dat speciaal bedoeld was voor het vervoer van Afrikaanse slaven.’

Dit is een van de conclusies van het promotieonderzoek Het slavenschip Leusden. Slavenschepen en de West-Indische Compagnie 1720-1738, waarop jurist Leo Balai op 21 oktober promoveert. Om tot zijn conclusies te komen heeft Balai -- zelf een nakomeling van Creoolse slaven uit Suriname -- de archieven van de West-Indische Compagnie (WIC) doorgespit. ‘Dat was nog niet zo makkelijk, want een deel van dat archief is in de negentiende eeuw door een lompenhandelaar verkocht en een ander deel ooit door een brand op een ministerie verwoest. Maar uiteindelijk heb ik toch nog de gegevens van tien reizen van het slavenschip kunnen achterhalen.’

Drie voet, vijf duim
Het slavenschip Leusden, een van de laatste slavenschepen van de WIC, verging op 1 januari 1738 voor de monding van de Marowijnerivier in Suriname. Van de 716 in Afrika ingescheepte gevangenen overleefden er slechts zestien de ramp. In zijn proefschrift beschrijft Balai de tien slaventochten die het schip maakte. Tijdens deze slaventochten verscheepte de Leusden in totaal 6564 Afrikaanse gevangenen, waarvan 1741 de dood vonden. Meer dan een kwart van de mensen overleefde de tocht dus niet. De slaven werden in de regel afgeleverd in het ‘slavendepot’ van de WIC op Sint Eustasius om vandaar uit te worden verkocht. ‘Een meisje van drie voet en vijf duim hoog (ongeveer 98 centimeter) deed in die tijd 71 gulden, een jongen 75.’

Bomba's
Bijzonder aan de Nederlandse slavenschepen, zo ontdekte Balai, is dat er speciale toezichthouders, zogenoemde bomba’s, op de schepen waren aangesteld om de gevangenen te instrueren tijdens de overtocht. Balai: ‘Bijzonder was dat deze bomba’s vrije Afrikanen waren. In andere landen die zich bezighielden met de slavenhandel, zoals Engeland en Denemarken, werden slaven op het schip aangewezen als toezichthouder en na aankomst zelf ook verkocht. Dat kwam op Nederlandse schepen niet voor. De toezichthouders waren na aankomst vrij om te gaan en te staan waar ze wilden en bleven soms maanden hangen in Amerika of Nederland.’

Lees volgende week het artikel in Folia Magazine.