Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
wetenschap

Meer interdisciplinariteit bij sociale wetenschappen

Dirk Wolthekker,
31 oktober 2014 - 06:21
Het gaat goed met de sociale wetenschappen, blijkt uit het deze week gepresenteerde Sectorplan Sociale Wetenschappen door een commissie onder leiding van de Utrechtse universiteitshoogleraar en voormalig SCP-baas Paul Schnabel. De sociale wetenschappen hebben zich volgens deze commissie ontwikkeld tot solution generating sciences. Maar er valt ook nog wat te verbeteren, zo blijkt.

De Nederlandse sociale wetenschappen kregen het de laatste jaren zwaar te verduren met fraudezaken, onderzoek met twijfelachtig nut en teruglopende studentenaantallen – aan de UvA liep het totaal aantal studenten binnen de Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen (FMG) bijvoorbeeld terug van 9130 in 2009 tot 8310 in 2013, een terugloop van twaalf procent. Overigens wordt deze terugloop vooral veroorzaakt door een daling in het aantal bachelorstudenten; het aantal ingeschreven masterstudenten is juist flink toegenomen, wat erop zou kunnen duiden dat het aantal studenten met een onderzoekfocus en -interesse aan de UvA groot is.

Lerende economie
In het rapport Sociale wetenschappen. Verantwoord en verantwoordelijk is een inventarisatie gemaakt van hoe de vlag er landelijk bij hangt in het domein maatschappij en gedrag, waar de sociale wetenschappen onder vallen. De maatschappelijke en economische waarde en impact van de sociale wetenschappen – waaronder psychologie, pedagogiek, sociologie, antropologie, politicologie, sociale geografie, communicatiewetenschap - zijn hoog, meent de commissie. ‘Er wordt kwalitatief goed gepresteerd en het domein is zich zeer bewust van haar verantwoordelijkheid jegens de samenleving.’

Bedoeld wordt dat de samenleving ook echt iets aan de sociale wetenschappen heeft en oplossingen voor maatschappelijke problemen bedenkt – solution generating sciences. De sociale wetenschappen zijn bij uitstek verbonden met maatschappelijke vraagstukken, bijvoorbeeld als het gaat om (geestelijke) gezondheidszorg, arbeidsmarkt, milieu, wonen, politiek en burgerschap. Daarmee leveren de sociale wetenschappen in Nederland ‘een essentiële en hoogwaardige bijdrage aan de lerende economie’, concludeert de commissie.

Tweejarige masters
Dat gezegd hebbende trekt de commissie ook nog andere conclusies: zo zou er meer interdisciplinair samengewerkt moeten worden, vooral met vakgebieden waar technologische innovatie wordt gedoceerd en onderzocht. Ook pleit de commissie ervoor meer tweejarige masters te ontwikkelen, want de eenjarige (doorstroom)master biedt volgens haar ‘onvoldoende ruimte’ voor eisen die aan een master gesteld zouden moeten worden ten aanzien van bijvoorbeeld interdisciplinariteit, internationalisering, stages et cetera. Ook wordt de ontwikkeling en doorgroei van jonge docent-onderzoekers ‘bedreigd’ omdat er daarvoor onvoldoende middelen beschikbaar zijn.

De commissie zou graag zien dat de voorstellen die zij doet binnen de bestaande bekostigingssystematiek van de universiteiten wordt gerealiseerd. Precies daar wringt ook de schoen: er wordt volgens de universiteiten door de opeenvolgende ministers van OCW al jaren beknibbeld op de financiering van het hoger onderwijs en onderzoek. Dat wil zeggen: de toename in de subsidie uit de eerste geldstroom – directe financiering vanuit het departement - houdt geen gelijke tred met de toename van het aantal studenten, en subsidies uit de tweede en derde geldstroom, respectievelijk NWO en contractonderzoek, worden voornamelijk ingezet voor onderzoeksdoeleinden.

Rijksbijdrage
De totale Nederlandse studentenpopulatie binnen het domein maatschappij- en gedragswetenschappen is gestegen van 39.000 in 2003 naar 48.000 in 2013; de rijksbijdrage (eerste geldstroom) heeft de afgelopen jaren een omgekeerde beweging gemaakt en is tussen 2000 en 2012 gedaald van 19.300 euro per student per jaar naar 14.200 euro. Juist voor onderwijsrijke faculteiten – waartoe de sociale wetenschappen veelal behoren - heeft dit grote gevolgen: de onderwijslast voor docenten is hoog en voor onderzoek hebben zij derhalve steeds minder tijd.

Het Disciplineorgaan Sociale Wetenschappen (DSW) - waarin de decanen van de Nederlandse maatschappij&gedrag-faculteiten samenwerken - gaat zich nu over het rapport buigen. DSW-voorzitter Edward de Haan - scheidend decaan van de FMG van de UvA - zal later met een reactie komen.

Zie hier voor het hele rapport van de Commissie Sectorplan Sociale Wetenschappen.