Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
opinie

‘Medezeggenschap heeft averij opgelopen door afwijzen AFS’

Een gastredacteur,
26 december 2013 - 10:48
In onderstaande opiniebijdrage vraagt Jan Bergstra zich af wat er moet gebeuren met het AFS-project, dat op 20 december door de medezeggenschap van de UvA - dat wil zeggen vooral door de studentengeleding daarvan - werd weggestemd. Studenten hebben volgens Bergstra onevenredig veel macht over zo'n belangrijke kwestie als de AFS. Het CvB moet volgens hem dan ook naar de rechter stappen.

Vrijdag 20 december is hoe dan ook een memorabele dag voor het project van de Amsterdam Faculty of Science (AFS). Om te beginnen was de centrale ondernemingsraad (COR) zeer duidelijk: negen stemmen voor instemming met de AFS, één tegen en drie onthoudingen. Ook de ondernemingsraad van de FNWI ging tot twee maal toe mee met de AFS-plannen en had dat aan de COR gemeld. Het personeel van de UvA ziet toekomst in het AFS-project. Ik geloof niet dat iemand die these kan weerleggen. Daar tegenover stond de centrale studentenraad (CSR) met twaalf tegen en twee stemmen voor.

Jan Bergstra Jan Bergstra

En met deze scherpe tegenstelling komen andere problemen in beeld, want aan de plannen valt bepaald nog wel wat te verbeteren. Wanneer de mogelijkheid nu ontstaat om nog enkele maanden aan deze plannen door te werken zou ook onder de staf het draagvlak nog aanzienlijk vergroot kunnen worden. Anders uitgedrukt: de wijze waarop van de zijde van studenten de zaak is gepolitiseerd heeft onvermijdelijk het gevolg gehad dat uitvoeringstechnische problemen vanuit het perspectief van de staf ondergesneeuwd zijn geraakt. Enig uitstel zou positief kunnen uitpakken, maar afstel niet.

Ik meen dat het volstrekt gerechtvaardigd en in politieke zin wenselijk is wanneer het college van bestuur (CvB) tegen de onthouding van instemming in beroep zou gaan. Dit is de consistentie die ik van het CvB zou willen verwachten. Wat een medewerker echt mag verwachten is een andere zaak natuurlijk. Zo heb ik jarenlang samen met Marjan Freriks [destijds directeur Instituut voor Informatica, red.] van de HvA tijd en moeite gestoken in de zogenoemde Amsterdam School of ICT om vervolgens te constateren dat het CvB zoals dat heet ‘andere prioriteiten’ had, met het verdampen van deze samenwerking met de HvA tot onvermijdelijk gevolg. Dat heb ik destijds als een opmerkelijk en eigenlijk niet aanvaardbaar gebrek aan consistentie ervaren.

Tegelijk meen ik dat in een minder ideologisch en meer op de uitvoering gericht debat snel de wens ontstaat om het draagvlak voor de AFS bij de staf te versterken, door nader onderzoek van risico’s en nadere uitwerking van op dit moment nog te vage contouren. Zo hebben we met de VU samen zo’n achttien Croho-registraties in de information sciences en direct aanpalende disciplines. Precies een enkel duo daaruit leent zich zonder veel complicaties voor de introductie van een joint degree, en zelfs in dat geval is het de vraag of dat optimaal zou zijn. De implicaties van deze samenvoeging zijn bij de information sciences vele malen complexer dan bij wiskunde of bij scheikunde. Nader onderzoek naar deze kwesties is dringend gewenst. Datzelfde geldt ook voor het na te streven governance-model.

Het zogenoemde FNWI-model is ons informatici altijd volledig vreemd geweest, in de bestuurlijke structuur daarvan hebben we ook nooit een rol kunnen of mogen spelen, en wij menen uitdrukkelijk dat het FNWI-model niet schaalt naar de omvang van een AFS. Extra duidelijkheid over de te verwachten rol van afdelingen, schools en instituten is noodzakelijk.

Maar de hier genoemde problemen hadden ook gelijktijdig met de opzet van de AFS aangepakt kunnen worden. Dat argument hebben de drie ‘bouwdecanen’ – de decanen van de drie bij het project betrokken faculteiten van UvA en VU - geregeld gebruikt en dat snijdt ook wel hout. Ik meen dat de AFS als doelstelling geen schade heeft opgelopen op 20 december, alleen het proces erheen wordt anders dan mensen die de stemming in de gezamenlijke vergadering niet kenden, hadden verwacht.

Geldingsdrang
Uit eigen ervaring kan ik melden dat waarschuwen voor deze mijns inziens voorspelbare afloop als een uiting van defaitisme werd ervaren. Ik meen verder dat de medezeggenschap wel averij heeft opgelopen. Misschien wel ernstige averij. We kunnen er niet omheen dat de onwrikbare onderhandelingspositie van ‘de studenten’ de indruk wekte van een door verouderde ideologie gedreven geldingsdrang waarbij aan de wens van de zijde van de medewerkers om tot een rationalisering van het science aanbod in Amsterdam te komen uitzonderlijk weinig belang werd gehecht. Zo kan het eigenlijk niet: medezeggenschap die met een zo onevenwichtig gemiddelde tussen staf en studenten meent tot een geldige uitspraak gekomen te zijn zou zich over de eigen rol moeten beraden. Ik meen dat de gezamenlijke vergadering eigenlijk niet tot een uitspraak is gekomen: van een overtuigende afwijzing van de instemming is mijns inziens dan ook geen sprake.

En dat brengt mij nogmaals tot de constatering dat de gang naar de Ondernemingskamer – die een juridische uitspraak over de afwijzing van de AFS zou kunnen doen - misschien noodzakelijk zal blijken, waarbij de fase waarin zoiets gebeurt vanzelfsprekend een complexe afweging vergt. Vanuit de staf bezien is het zichtbaar achter de hand houden van die optie een bijna noodzakelijk blijk van commitment van de bestuurders aan het project AFS. Deze zaken zijn te essentieel om op de lange termijn onder een veto van de zijde van studenten te kunnen vallen. Hoe anders dan langs deze lijnen komen we ooit op het punt dat Amsterdam zich werkelijk kan meten met Oxford en Cambridge? En daar is wel degelijk te komen. Dat kunnen we toch niet op ons laten zitten?!!

Jan Bergstra is hoogleraar informatica aan de UvA en oud-voorzitter van de COR.