Het thema van de HvA Onderwijsconferentie is dit jaar Future Proof Education, oftewel hoe het onderwijs aan de HvA klaar kan worden gemaakt voor de toekomst. Wordt alles digitaal? Welke opleidingen zijn overbodig? En wat wordt de rol van de docent? In aanloop naar de conferentie interviewt Folia de komende dagen belanghebbenden, belangstellenden en professionals over dit thema. Vandaag: Ietje Veldman, domeinvoorzitter van het Domein Onderwijs en Opvoeding.
Hoe ziet het onderwijs er in 2030 uit?
‘Het belangrijkste verschil met de huidige situatie is dat het onderwijs stevigere accenten krijgt. We moeten het onderwijs personaliseren en maatwerk aanbieden. Zo zitten studenten in hun studieloopbaan niet vast aan programma’s, maar kunnen ze zelf modules kiezen die hen het best voorbereiden op hun toekomstige beroep. Modules moeten binnen de domeinen en misschien zelfs daarbuiten uitwisselbaar zijn. Dat betekent trouwens niet dat studenten straks gewoon maar een pretpakket kunnen kiezen. We moeten ze goed begeleiden om het juiste studiepad te kiezen, dat past bij de beroepscompetenties die in de eindtermen van hun opleiding omschreven staan.’
Hoe leid je mensen op voor werk dat nog niet bestaat?
‘Studenten weten van tevoren natuurlijk niet precies welk beroep ze gaan beoefenen, dat is nu ook het geval. Ze weten over het algemeen wel in welke sector ze gaan werken. Het is belangrijk om studenten niet alleen heel specifiek voor één beroep op te leiden, maar ze ook meer generieke kennis en vaardigheden aan te bieden. Wij hebben als hogeschool zeer nauw contact met het werkveld, waardoor we nieuwe trends snel weten en ons onderwijs daarop kunnen aanpassen. Desalniettemin blijft het lastig.’
Wat is de eerste verandering die de HvA moet om onderwijs future-proof te maken?
‘Goed kijken en luisteren naar de studenten, zodat we het onderwijs persoonlijker en beter op maat kunnen maken. Het is belangrijk om bij alle mogelijke onderwijsvernieuwingen stil te staan en te bedenken wat de student erbij wint als we die doorvoeren. Daarom proberen wij in ons domein veel feedback te krijgen vanuit de opleidingscomissies. Mede door de geluiden uit die commissies zijn we nu bezig om het onderwijs flexibeler te maken. De student blijft centraal staan, en het werkveld natuurlijk ook.’
Hoe ziet het onderwijs er in 2030 uit?
‘Het belangrijkste verschil met de huidige situatie is dat het onderwijs stevigere accenten krijgt. We moeten het onderwijs personaliseren en maatwerk aanbieden. Zo zitten studenten in hun studieloopbaan niet vast aan programma’s, maar kunnen ze zelf modules kiezen die hen het best voorbereiden op hun toekomstige beroep. Modules moeten binnen de domeinen en misschien zelfs daarbuiten uitwisselbaar zijn. Dat betekent trouwens niet dat studenten straks gewoon maar een pretpakket kunnen kiezen. We moeten ze goed begeleiden om het juiste studiepad te kiezen, dat past bij de beroepscompetenties die in de eindtermen van hun opleiding omschreven staan.’
Hoe leid je mensen op voor werk dat nog niet bestaat?
‘Studenten weten van tevoren natuurlijk niet precies welk beroep ze gaan beoefenen, dat is nu ook het geval. Ze weten over het algemeen wel in welke sector ze gaan werken. Het is belangrijk om studenten niet alleen heel specifiek voor één beroep op te leiden, maar ze ook meer generieke kennis en vaardigheden aan te bieden. Wij hebben als hogeschool zeer nauw contact met het werkveld, waardoor we nieuwe trends snel weten en ons onderwijs daarop kunnen aanpassen. Desalniettemin blijft het lastig.’
Wat is de eerste verandering die de HvA moet om onderwijs future-proof te maken?
‘Goed kijken en luisteren naar de studenten, zodat we het onderwijs persoonlijker en beter op maat kunnen maken. Het is belangrijk om bij alle mogelijke onderwijsvernieuwingen stil te staan en te bedenken wat de student erbij wint als we die doorvoeren. Daarom proberen wij in ons domein veel feedback te krijgen vanuit de opleidingscomissies. Mede door de geluiden uit die commissies zijn we nu bezig om het onderwijs flexibeler te maken. De student blijft centraal staan, en het werkveld natuurlijk ook.’
