Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Naast studenten elektrotechniek zullen ook studenten informatica  binnenkort een rol gaan vervullen binnen het Software Energy Footprint Lab (SEFLab) van de HvA. Daarvoor heeft het SEFlab gisteren een subsidie van 10.000 euro ontvangen van de stichting Surf, het samenwerkingsverband van hogeronderwijsinstellingen voor het stimuleren van digitale vernieuwing.

In het SEFlab, dat in februari 2012 geopend werd als onderdeel van het onderzoeksprogramma CleanTech, wordt de invloed van software op het energieverbruik van hardware gemeten. Door de elektrotechniek van computers aan te sluiten op sensoren kan precies worden vastgesteld met welke software hoeveel verbruikt wordt. Met die kennis kan het energiegebruik van bijvoorbeeld grote datacentra drastisch worden teruggebracht.

Samenwerking
Vorig jaar ontving het lab ook al een subsidie van SURF. Dat geld is vooral gebruikt voor de ontwikkeling van een betrouwbare meetopstelling, vertelt CleanTech-onderzoeker Bo Merkus. Daarvoor werd in het lab gebruikgemaakt van de elektronische kennis van de opleiding E-technology. Met de nieuwe subsidie willen de onderzoekers een onderwijsprogramma ontwikkelen om beter gebruik te kunnen maken van softwareontwikkelaars aan de HvA. Voor software-expertise werkt het lab op dit moment nog nauw samen met het bedrijf Software Improvement Group (SIG). Merkus: ‘Vanuit onze onderwijsfunctie ligt het natuurlijk voor de hand samen te werken met de eigen informaticaopleidingen. Met de subsidie gaan we daarom lesmodules ontwikkelen, waarin we de samenwerking opzoeken met studenten van die opleidingen. Wij leveren dan de kennis van de elektrotechniek en zij van de software.’

Welke opleidingen precies een rol kunnen gaan spelen in het lab wordt de komende tijd geïnventariseerd  Merkus verwacht dat later dit jaar al informaticastudenten voor een studie- of stageproject bij het SEFlab betrokken zullen zijn. ‘Maar uiteindelijk willen we een meer duurzame samenwerking aangaan, zodat green software engineering een vaste plek krijgt in het onderwijs.’