Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Mina Etemad
actueel

‘Het is niet goed dat er bijna alleen maar mannelijke bèta-wetenschappers zijn’

Marleen Hoebe,
12 juni 2018 - 09:06

Chemicus Moniek Tromp verruilt deze zomer de UvA voor de Rijksuniversiteit Groningen om daar te werken als hoogleraar materialenchemie. Ze blijft techniekprogramma’s voor basisscholen ontwikkelen om meisjes meer te betrekken bij wetenschap. ‘Genderbias wordt al bij kinderen van vijf tot zeven jaar geïmplanteerd.’

Universitair hoofddocent duurzame materialen Moniek Tromp (40) vindt het jammer dat ze de UvA gaat verlaten. ‘Ik ben wel heel gelukkig hier,’ vertelt ze. ‘Alles loopt hier net goed.’ Maar in Groningen heeft ze meer mogelijkheden om haar onderzoek uit te breiden, vertelt ze. Bovendien zal ze de UvA toch niet helemaal verlaten, want haar UvA-samenwerkingen gaan gewoon door.

 

Op de UvA is ze een van de weinige vrouwen binnen de chemieafdeling. En dat is geen goede zaak, vindt ze. Daarom probeert ze vrouwen dichter bij de wetenschap te brengen. Daar begint ze al mee op de basisschool door wetenschapsprogramma’s op te zetten en lesjes te geven. In december 2017 won ze de NWO-Athenaprijs voor haar inzet op dit gebied, en voor haar excellente bijdrage aan de wetenschap. Die prijs is speciaal voor vrouwelijke chemici.

  

Tromps onderzoek bestaat uit operando spectroscopie. ‘Ik hou me bezig met het karakteriseren van katalysatorenEen katalysator zorgt ervoor dat een chemische reactie sneller plaatsvindt., maar ook allerlei andere soorten materialen, zoals batterijen en de materialen die gebruikt worden in schilderijen en kunstwerken van het Rijksmuseum.’ Ze ontwikkelt technieken waarmee ze materialen goed kan bestuderen. Zo heeft ze zelf een spectrometer gebouwd waarmee ze via röntgenstraling metingen kan verrichten bij verschillende materialen. ‘Hierdoor weten we hoe materialen werken, waarom bijvoorbeeld een batterij explodeert of deactiveert.’ 

Foto: Mina Etemad
De spectrometer van Moniek Tromp

Naast haar drukke werk blijft ze zich nog steeds sterk maken voor genderstabilisering. Op haar kantoor op het Science Park hangt naast de deur een poster van kinderlezingen in Nemo. De dag voor het interview heeft ze er nog eentje gegeven, zegt ze. Hierin vertelde ze aan kinderen over de grondstoffen en energievoorraad op aarde. ‘Ik zag de kinderen in Nemo kijken van: is dat de wetenschapper? Ze hadden waarschijnlijk een oude grijze man verwacht.’

 

Als een van de weinige vrouwelijke chemici zit u vooral tussen de mannen. Hoe vindt u dat?
‘Zelf vind ik het niet heel erg om als enige vrouw tussen allemaal mannen te zitten. Toen ik als hoogleraar in München werkte, vond ik het alleen niet zo fijn dat mijn collega’s zeiden dat ik thuis bij de kinderen moest zijn in plaats van aan het werk. Zuid-Duitsland is best wel conservatief. Termen zoals “RabenmutterRabenmutter, in het Nederlands ravenmoeder, is een Duitse scheldnaam voor een moeder die haar kinderen verwaarloost.” werden wel gebruikt. Ik nam mijn baby al snel mee naar werk, omdat je in Duitsland met alle professoren iedere week over alles overlegt. Daar wilde ik snel bij zijn na mijn zwangerschap. Mijn baby gaf ik dan borstvoeding onder een doek. Daar konden sommigen echt niet tegen. Maar ik was er of met de baby of ik was er niet.’ 

‘Ik ben niet zo’n voorstander van al die vrouwenbevorderingsmiddelen. Ik wil zelf aangenomen worden omdat ik goed ben, niet omdat ik vrouw ben’

Hoe gaat u met zulke opmerkingen om?
‘Ik trek me daar niet veel van aan. Dit komt denk ik deels omdat ik ben opgegroeid tussen allemaal mannen. Mijn vader had een installatiebedrijf aan huis, een loodgietersbedrijf. Onze keuken was een soort kantine voor alle medewerkers. Ik zat altijd tussen mannen. Daarom ben ik wel gewend aan alle flauwe mannengrapjes, opmerkingen en weet ik wat. Ik reageer daar niet heel gevoelig op of zo.’

 

Waarom vindt u het zo belangrijk om meisjes en vrouwen dichter bij de wetenschap te brengen?
‘Het is niet goed dat er alleen maar mannen in de wetenschap zitten. Je ziet dat in commissies en panels mannen toch eerder geneigd zijn mannen te geloven of eerder mannen aan te nemen dan vrouwen. Voor vrouwen is het moeilijk om daar tussen te komen. Toch ben ik niet zo’n voorstander van al die vrouwenbevorderingsmiddelen. Ik wil zelf aangenomen worden omdat ik goed ben, niet omdat ik vrouw ben. Maar ja, tegelijkertijd merk ik wel dat vrouwenprijzen werken. Er moeten vrouwelijke voorbeelden zijn. Studenten, zeker de vrouwelijke, vinden het heel leuk om een vrouwelijke hoogleraar te zien, omdat ze dan zien dat dit toch wel kan. Acht jaar geleden hadden de studenten in München nog nooit een zwangere prof voor de collegezaal gehad of baby’s op de uni gezien.’

‘Daarnaast heb ik zelf nog een extra trigger. Mijn oudste kind zei een keer toen ze hier in Nederland van de basisschool kwam dat ze later moeder wilde worden, maar dat ze dan eigenlijk verder niets kon. Dat begreep ik niet, want ze heeft altijd gezien hoe ik het deed. Ik heb altijd voltijd gewerkt. Blijkbaar komen de ideeën van mijn kind door hoe er op school gepraat wordt. Ik vond dat ik hier iets mee moest doen.’

‘In Duitsland kwam zo’n cursus over vooroordelen al eerder ter sprake en daar gaan de heren gewoon niet. Die vonden het echt onzin’

Wat hebt u hieraan gedaan?
‘Op de lagere school wordt er nog weinig gedaan aan techniek. De overheid wil wel dat scholen hier steeds meer mee gaan doen. De directrice van de school van mijn kinderen ziet het belang in van een techniekprogramma, maar had zelf nog geen goede ideeën. Mijn eerste kinderlezing bij Nemo over vuurwerk heb ik toen ook op de school van mijn kinderen gedaan. Uiteindelijk ben ik erg betrokken geweest bij het opzetten van een techniekprogramma voor deze school. Ik help door werk uit handen te nemen en lessen te geven. Verder heb ik samen met het VHTO [het landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek, red] programma’s ontwikkeld voor de kleuters in groep 1 en 2.'

 

Waarom maken jullie specifiek voor deze leeftijd programma’s?
‘Uit onderzoek in Engeland blijkt dat de genderbias al heel vroeg geïmplanteerd wordt, namelijk bij kinderen van vijf tot zeven jaar. In Engeland laten ze kleuters beroepen tekenen. Ze mogen zelf kiezen of ze een man of vrouw tekenen. Wij doen dat hier nu ook. In het Engels worden neutrale namen voor beroepen gebruikt, maar in het Nederlands zeggen we al snel de mannelijke vorm, zoals brandweerman in plaats van brandweervrouw. Daarom vroegen we de kleuters om een dokter, chirurg of kapitein te tekenen, die personen een naam te geven en er iets over te vertellen.’

 

Hoe reageren de kinderen op deze opdracht?
‘Jongens tekenen sowieso allemaal mannen. Tien tot vijftien jaar geleden tekende blijkbaar één of twee procent van de meisjes bij deze opdracht een vrouw. Nu is dat ongeveer een derde. Er is dus eigenlijk al best veel veranderd. Na het tekenen komen de vrouwen van die beroepen het klaslokaal binnen. In Engeland riepen kinderen weleens dat die vrouwen verkleed waren. Ze konden niet geloven dat er een brandweervrouw of chirurge stond. Wat ik nu zelf zie als we dit op de lagere school doen, is dat vooral heel veel meiden zeggen: oh cool, ik kan dat ook doen. Daarnaast hoor ik van ouders dat hun dochters het heel stoer vinden dat ze dat soort beroepen kunnen doen. Op deze manier heb je volgens mij in ieder geval veel bereikt, dat kleuters er al over nadenken en er open voor staan. Dit is volgens mij de leeftijd dat we nog iets kunnen doen.’

Foto: Mina Etemad

Kan er op latere leeftijd niets meer worden gedaan?
‘We zijn nu bezig met programma’s voor oudere leeftijden. Het zou namelijk goed zijn als zo’n soort beroepenopdracht op alle lagen van de lagere scholen doorgevoerd wordt, maar de financiering hiervoor is minder geworden. Dat is heel slecht, een heleboel subsidies zijn er niet meer. Maar daar zal ik me zeker sterk voor blijven maken. Het blijft belangrijk om de cultuur een beetje te veranderen vanaf jonge leeftijd, in de hoop dat alles anders wordt en dat gendergelijkheid vanzelfsprekender wordt, ook voor jongens. Verder kan het helpen om mannen en vrouwen op cursus te zetten. Dat gaan ze nu hier doen, op het Van ‘t Hoff Institute for Molecular Sciences (HIMS), en op de andere faculteiten van de UvA. Alle vaste staf in leidinggevende posities en leden van aanstellings- en promotiecommissies moeten dan een dag of een middag aanwezig zijn bij een workshop over vooroordelen, onder andere over gender. Ik denk dat dit heel goed is, dat je in ieder geval bewust wordt van de vooroordelen die je hebt, niet alleen over mannen en vrouwen, maar ook over cultuur, leeftijd enzovoort. Hopelijk werkt dat dan in de beoordelingsprocessen van vrouwen en het aannemen van vrouwen. In Duitsland kwam zo’n cursus al eerder ter sprake en daar gaan de heren gewoon niet. Die vonden het echt onzin. Ik denk dat de mannen hier ook wel mopperen.’

‘Ik ken heel veel vrouwen in dit vakgebied die zeggen dat ze zich wat mannelijker kleden zodat ze niet te veel opvallen. Ik doe dit juist niet’
Moniek Tromp

Apeldoorn, 7 september 1977

 

2000 – 2004 Promovendus anorganische chemie en katalyse, Universiteit Utrecht
2004 – 2010 Postdoc heterogene katalyse en spectroscopie in Southampton
2010 – 2014 Hoogleraar katalyse karakterisering in München
2010 – 2014 Gender Equality Officer, aldaar
2014 – 2018 Universitair hoofddocent duurzame materialen, UvA
2018 Hoogleraar materialenchemie, Rijksuniversiteit Groningen

Hebt u moeite gehad om als vrouw op deze plek terecht te komen?
‘Zelf heb ik niet zo veel moeite gehad. Waarschijnlijk heb ik wel geluk gehad met de mannen om me heen. Ik werd gesteund. Het hielp dat ik stevig genoeg in mijn schoenen sta. Dat is alleen geen excuus voor mannen om zich te gedragen zoals ze zich gedragen naar anderen, bijvoorbeeld dat ze vrouwen echt tegenwerken, zoals ik helaas heel vaak om me heen gezien heb. Ik maak er zelfs een beetje gebruik van dat ik een vrouw ben. Als je in meetings bent met alleen maar mannen en je trekt je mond open, dan onthoudt iedereen wie je bent. Ook op congressen; als je een lezing geeft als een van de weinige vrouwen tussen allemaal mannen, word je wel onthouden. Ik ken heel veel vrouwen in dit vakgebied die zeggen dat ze zich wat mannelijker kleden zodat ze niet te veel opvallen. Ik doe dit juist niet. Waarom zou ik als man gekleed moeten zijn in pak? Dat vind ik onzin.’

Wat wilt u bereiken: een vrouwelijke meerderheid in de wetenschap?
‘Ik denk dat een balans heel goed is, want alleen maar vrouwen lijkt me ook niet goed. Vrouwen kunnen misschien nog wel gemener en haatdragender naar elkaar toe zijn. Dat zie ik wel bij sollicitaties, dat vrouwen nog kritischer zijn naar vrouwen. Daar betrap ik mezelf weleens op. Ik weet niet precies waar dat vandaan komt, misschien omdat je het gevoel hebt dat vrouwen zich extra moeten bewijzen. Dat is slecht, we zouden elkaar juist moeten helpen zoals veel mannen dat doen!’